Gedurende de vervening in de 19e eeuw verdienen de veenarbeiders in deze regio veel te weinig om van te kunnen leven. Zij moeten hun (dure) boodschappen doen in de winkel van de veenbaas, gedwongen winkelnering. Dit veroorzaakt op den duur grote sociale onrust. Er wordt veel gestaakt (‘boljeie’) voor een beter loon. De situatie van de veenarbeiders verergert als eind 19e eeuw de vraag naar turf in snel tempo afneemt door het gebruik van petroleum, steenkool en elektriciteit. De werkloosheid stijgt dramatisch.
Pieter Wilhelm Janssen (1821-1903), rijk geworden door de tabakshandel in Nederlands-Indië, trekt zich het lot aan van de arme veenarbeiders in Zuidoost Friesland. Hij koopt in 1897 het westelijk deel van Terwispel voor het project Arbeid Adelt. Voormalige veenarbeiders worden ingezet voor het ontginnen van landbouwgebieden. Veel gronden worden gereed gemaakt voor veeteelt.
Het langwerpige grondgebied van 42 ha. wordt in tien rendabele kavels verdeeld, met op iedere kavel een boerderijtje. Deze boerenbedrijven worden verpacht.
De twee woningen, zo’n 100 meter voor u, waren oorspronkelijk de twee eerste boerderijtjes van het project Arbeid Adelt. Door de activiteiten van P.W. Janssen komt voor veel arbeiders een fatsoenlijke woning en een betere maatschappelijke positie binnen handbereik.
Vlak voor zijn dood in 1903 worden zijn bezittingen ondergebracht in de P.W. Janssen’s Friesche Stichting. De Stichting besteedt nog steeds de pachtopbrengsten aan sociale projecten.